Rode billetjestrui

Prikkelbaar

Daar hang je dan. In je blote kont, aan het prikkeldraad.

Een paar seconden eerder fietste je nog de benen uit je lijf om de etappe van je leven te rijden. En nu krijg je die zelfde benen niet eens uit de kluwen minimesjes-wol gewikkeld. Dankzij een auto die je even niet zag aankomen. Fiets daar dan ook niet, lomperd! Snap dan dat die auto nog veel sneller kan en wil dan jij. Even rekening mee houden volgende keer he. Want hoe essentieel jouw aandeel misschien geweest moge zijn gisteren, het is belangrijker om dat ene shotje van het druppeltje neuskwijl van die ene wielrenner in beeld te hebben. De Tour is allang niet meer een wedstrijd om de snelste. Het is een wedstrijd om de hardste val, de idiootste supporter, de bizarste volg-voertuig-manoeuvre. Het feit dat jullie daar nog als een stel mallen fietsen om heelhuids naar de eindstreep te komen is aardig, maar niet meer dan dat. Bloed aan het zadel willen we zien.

Dus daar hang je dan. Een gemiddeld mens zou halfhuilend een schone broek aan hebben getrokken en vloekend de fiets andermaals de berm in werpen. En ter plaatse besluiten om volgende keer een minder gevaarlijke sport te gaan uitvoeren. Abseilen zonder touw of iets dergelijks. Maar jij heet Johnny en jij stapt terug de fiets op, en maakt de etappe af. Pleisteren wordt al rijdende gedaan. Je doorstaat de snijdende pijnscheut die je hebt bij iedere trap die je maakt. Aan het eind van de rit mag je het podium op en word je door twee schone deernes gekust. Bloemetje erbij, applausje. Maar jij huilt. En terecht.

Held. Heb je toch nog die rode billetjestrui.

Voetnoot: ik heb niks met de Tour, maar ik ben er niet blind voor. En kan me over sommige dingen ook best witheet maken. Vandaar. Hulde aan Johnny.