Servië
Toen Konstrakta vorig jaar met een teil water en zeep al handenwassend vijfde werd op het Songfestival dankzij een enorm aantal publieksstemmen, was dit het teken dat de kijker open staat voor experimenten. Servië zou dus gek zijn als ze dat niet nóg een keer proberen. Nu is het de beurt aan de 30-jarige Luke Black, liggend op een schelp, die stekkers uit zijn dansers trekt.
Zijn muziek omschrijft hij als ‘indie techno-pop’. Een hele goede zanger is Luke niet: hij fluistert en briest zacht op dreigende toon. Maar dat past bij de pompende, dreigende beats van Samo mi se spava (‘Laat me slapen’). Luke vindt dat zijn dromen beter zijn dan de wereld waarin we nu leven. Als fervent gamer verwijst hij in zijn optreden naar de gaming-wereld, referenties die helemaal aan me voorbijgaan. Ik herken nog net de woorden ‘game over’.
Het zijn vooral de geluiden en de dikke beats die het nummer interessant maken en waarmee Luke ons wakker schudt en oproept actie te ondernemen. De lijzige zang van de slungelige Black is een contrast maar ook een hinderlijke onderbreking. Wanneer het voorbij komt op mijn Spotify, zet ik het volume van mijn koptelefoon harder zodat de OEMPF! door mijn oren pompt. Bekijk ik het optreden op tv dan overheerst vooral het ongemak en denk ik dat dit zo vroeg op de avond in de eerste halve finale helemaal doodslaat op zo’n groot podium. Kort gezegd: ik weet niet zo goed wat ik hiermee aan moet. Laat ik er nog maar een nachtje over slapen.