Australië
Voor een progrockband als Voyager zal het even puzzelen geweest zijn. Gemiddeld zijn nummers van dat genre een minuut of 10, met uitschieters naar een half uur of nog langer. De kunst was om alles in maximaal drie minuten te proppen. Het resultaat is Promise, wat een effect op me heeft van te veel bagage in een te klein koffertje.
Dit is het laatste jaar dat Australië volgens hun huidige contract met de EBU meedoet aan het Songfestival. Of dit verlengt wordt is nog niet zeker, dus dit zou zomaar hun allerlaatste inzending kunnen zijn. Ongeacht of je de deelname van de Aussies terecht vindt, je kan niet ontkennen dat ze geen variatie brengen in de acht inzendingen die ze hebben gebracht. Voyager bestaat al sinds 1999, dus aan ervaring geen gebrek. Zanger Daniel Estrin (die met dat opvallende kapsel) werkt ook als advocaat en ik heb geen idee welke van de twee nu de bijbaan is. In beide gevallen doet hij z’n werk goed! Ja, Promise is een bomvolle koffer waarin ook dingen worden gepropt die best thuis gelaten hadden kunnen worden. Maar er zit genoeg in om mee op een muzikale reis te gaan.
Het is dus een allegaartje, met alleen aan het begin wat rust voordat de gitaren op volle kracht worden aangewakkerd, de keytar zijn intrede doet en één van de leden begint te grunten. De ‘oohooh’s’ in het refrein zijn makkelijk scoren maar blijven wel in je hoofd hangen, en dat is nodig om ook de niet-liefhebbers van deze muziek íets van houvast te geven. De laatste 30 seconden kennen een apotheose en allesbehalve een zachte landen. Met veel bombast en vuurwerk zet Voyager ons terug op aarde en sluit het de halve finale af, om het in de finale – hopelijk – allemaal weer over te mogen doen. Alright!